>Geen tweede Irak in Iran! Is energo-fascisme uw toekomst? Deel 5

>

Door Michael T. Klare, 18 januari 2007 (vertaling van dit artikel, door Bou Berkenbosch.)

De Twee Gezichten van het Opkomende Energo-fascisme (Deel 5, vervolg op deel 4)

Michael T Klare is professor in de studie “Vrede en Wereldveiligheid” aan de Hampshire Universiteit en de auteur van “Bloed en Olie: De Gevaren en Gevolgen van de Groeiende Afhankelijkheid van Amerika van Geïmporteerde Aardolie.” (Owl Books).

Zie voor de oorspronkelijke tekst van dit artikel:

http://www.informationclearinghouse.info/article16212.htm

De Opkomende Energie Grootmacht

Aan het einde van de Koude Oorlog leek Rusland een verloren, vergane ex-grootmacht, verarmd aan geest, rijkdom en invloed. Jarenlang werd het met minachting behandeld door Amerikaanse regeringsfunctionarissen. Zijn leiders werden gedwongen om vernederende verdragen te slikken, zoals de uitbreiding van de NAVO met de voormalige satellieten van Moskou in Oost Europa en de afschaffing van het Antiballistische Raket Verdrag. Het moet velen in Washington hebben geleken alsof Rusland weinig meer was dan een historisch residu – voorgoed voorbij en nooit meer in staat om een belangrijke rol te spelen in de wereldpolitiek.

Maar Moskou en niet Washington lijkt nu degene die het laatst lacht. Met de controle over de grootste reserves aan aardgas en steenkool in Eurazië, evenals enorme voorraden aardolie en uranium, is Rusland de nieuwe top dog — een energiegrootmacht meer dan militaire, maar niettemin een grootmacht.

Eerst even het volledige plaatje. Rusland is de absolute vorst van de aardgasproducenten. Volgens BP (het voormalige British Petroleum), bezit het alleen al bijna 50 miljoen kubieke meter 1 bewezen aardgasreserves, of 27% van de totale wereldvoorraad. Dit is belangrijker dan het zou kunnen lijken, omdat Europa en de vroegere USSR zich voor een groter aandeel van hun totale energie – 34% – op aardgas baseren dan enig ander gebied ter wereld. (In Noord-Amerika, waar olie de belangrijkste brandstof is, vertegenwoordigt aardgas slechts 25% van het totaal.) Omdat Rusland veruit de belangrijke leverancier van gas in Eurazië is, heeft het een positie van dominante leverancier die door geen andere energieleverancier wordt overtroffen – misschien met uitzondering van Saudi-Arabië op het gebied van olie. Zelfs op dat gebied is Rusland de op een na belangrijkste producent op aarde, met slechts 1,4 miljoen vaten minder dan de 11.0 miljoen vaten per dag van Saudi-Arabië aan het begin van 2006. Rusland bezit ook de op een na grootste reserves ter wereld van steenkool (na de Verenigde Staten) en is een belangrijke verbruiker van kernenergie, met 31 operationele reactoren.

Spoedig na het aanvaarden van het presidentschap in 1999 begon Vladimir Putin deze gigantische rijkdom aan energie – het economische equivalent van een kernarsenaal – om te zetten in een vorm van politieke invloed die de status van Rusland als grootmacht zou herstellen. Door de toevoer te beheersen van energie uit Rusland aan andere delen van Eurasië en vroegere Sovjetrepublieken zoals Kazachstan en Turkmenistan (die energie exporteren door Russische pijpleidingen), zo redeneerde hij, kon hij een vorm van politieke invloed uitoefenen, zoals de Sovjetregering had genoten tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Om dit te verwezenlijken, zou hij echter de verregaande privatisering van de olie- en gasindustrie, die in de vroege jaren ’90 na het uiteenvallen van de USSR was opgetreden, ongedaan moeten maken en vitale onderdelen van de Russische energieproductie die privé-eigendom waren weer onder staatscontrole moeten brengen. Omdat er onder het post-communistische rechtssysteem van Rusland geen wettige manier was om dit te doen, gebruikten Putin en zijn bondgenoten onwettige en autoritaire methodes om deze waardevolle voorraden te onteigenen. Hier zien wij een ander nieuw gezicht van het Energo-fascisme.

Opmerkelijk genoeg had Putin zelf al veel eerder exact beschreven waarom de controle over de Russische energiebronnen bij de staat geconcentreerd moest worden. In een samenvatting van zijn proefschrift uit 1999, over “Minerale Grondstoffen in de Strategie voor Ontwikkeling van de Russische Economie,” stelde hij dat de Russische staat toezicht moet houden op het gebruik van de minerale grondstoffen van het land – inclusief de olievelden in particuliere handen – voor het bestwil van de Russische bevolking. Hij schreef: “De staat heeft het recht om het proces van winning en gebruik van natuurlijke rijkdommen, en vooral delfstoffen, te reguleren, ongeacht op wiens eigendom zij gevestigd zijn.” En: “In dit opzicht handelt de staat in het belang van de maatschappij als geheel.” Men kan zich geen betere rechtvaardiging voor het Energo-fascisme voorstellen.

De meest beroemde uiting van deze visie was de zogenaamde zaak Khodorkovsky. In 2003 werd Mikhail Khodorkovsky, de directeur van Yukos, toen de grootste olieproducent van Rusland, gearresteerd op verdenking van fraude en belastingontduiking. Hij was in botsing gekomen met Putin door onafhankelijk van de staat allerlei energieverdragen te sluiten, waaronder eventuele joint ventures met Exxon Mobil, en door politieke krachten binnen Rusland te steunen die tegen Putin waren – redenen die elk op zich reeds voldoende waren om zich de toorn van het Kremlin op de hals te halen.

Hoe dan ook, het is nu duidelijk dat Putin toen hij deze arrestatie in elkaar zette, als einddoel had, de macht te grijpen over Yuganskneftegaz, Yukos’ belangrijkste activa en goed voor ongeveer 11% van de olieopbrengst van Rusland. Met Khodorkovsky en zijn belangrijkste medewerkers in de gevangenis in afwachting van hun proces, werd Yuganskneftegaz door de regering geveild en verkocht aan een onduidelijke BV, die het voor minder dan de marktprijs doorverkocht aan het staatsbedrijf Rosneft. In een klap was Putin erin geslaagd om Yukos te ontmantelen en om Rosneft te veranderen in de belangrijke olieproducent van het land.

De Russische president probeerde ook de staatscontrole uit te breiden over de distributie en de export van olie en gas, door ieder initiatief te blokkeren van particuliere bedrijven om pijpleidingen aan te leggen die zouden concurreren met de pijpleidingen van Gazprom, het staatsbedrijf dat een monopolie heeft op aardgas, en Transneft, het staatsbedrijf met een monopolie op olie-pijpleidingen. De Verenigde Staten en andere consumerende landen hebben lang gepleit voor de bouw van geprivatiseerde olie- en aardgasleidingen in Rusland, om de export van energie nar Europa en andere buitenlandse markten te vergroten, zowel als de macht van Gazprom en Transneft te verkleinen. Het Kremlin heeft echter systematisch al deze plannen verhinderd.

Is de concentratie in handen van de staat van het eigendom van energievoorraden middels juridisch dubieuze methoden één dimensie van het nieuwe Energo-fascisme in Rusland, een tweede is het gebruik van deze macht om de energiearme staten rond Rusland te intimideren. De meest opmerkelijke uiting daarvan was tot nu toe het stopzetten van de aardgaslevering aan de Oekraïne op 1 Januari 2006. Ogenschijnlijk stopte Gazprom met de levering tijdens een geschil over de prijs van het Russische gas, maar de meeste waarnemers geloven dat de actie ook bedoeld was als bestraffing van de Westers georiënteerde President van de Oekraïne, Victor A. Yushchenko. Vergeet niet dat het midden in de winter was en dat aardgas in de Oekraïne de belangrijkste verwarmingsbron is, zoals in veel Oost-Europese en voormalige USSR-landen. Gazprom hervatte de levering na een prijscompromis op het laatste moment, en na luidkeelse klachten van West-Europese klanten die op hun beurt verliezen leden (want de Oekraïne tapte voor Europa bestemd gas af voor eigen gebruik). Op dat moment werd het duidelijk, dat Moskou volledig bereid was om de energiekraan open en dicht te draaien als instrument van de buitenlands politiek.

Sindsdien heeft Moskou deze tactiek herhaaldelijk gebruikt om andere buurstaten te intimideren in wat het noemt “het nabije buitenland” (zoals de VS ooit Latijns Amerika zijn “backyard” pleegde te noemen). Op 29 juli 2006 zette Transneft, onder het mom van een lek, zijn olieleveranties aan de raffinaderij Mazeikiu in Litouwen stop, nadat de eigenaars de verkoop van het bedrijf hadden aangekondigd aan een Poolse firma, niet aan een Russische. Waarnemers vermoeden dat de Russische regeringsfunctionarissen probeerden om een Russische overname van de raffinaderij af te dwingen.

In november dreigde Gazprom de prijs van het aardgas voor zijn voormalige Georgische deelstaat meer dan te verdubbelen, van $110 tot $230 per 1.000 kubieke meters. Het geboden alternatief was een onderbreking van leveringen. Alweer werd verondersteld dat politieke druk ten minste gedeeltelijk het motief was, aangezien de pro-Westerse regering van Georgië in een groot aantal kwesties Moskou had getart. In december haalde Gazprom een zelfde soort truc uit met Wit-Rusland; het eiste een grote herziening van de prijzen van een nauwe (en verarmde) bondgenoot die onlangs milde tekenen van onafhankelijkheid had getoond.

Dit is nu het andere gezicht van Energo-fascisme in Rusland: het gebruik van energie als instrument van politieke invloed en dwang over zwakke energiearme staten langs zijn grenzen. “Het is niet zo, dat de energie het nieuwe atoomwapen is,” zei Cliff Kupchan van het Eurasia Groep adviesburea tegen de Financial Times, “maar Rusland weet dat de petro-macht, mits agressief en verstandig toegepast, diplomatieke invloed kan opleveren.”

1 Er staat: 1.7 quadrillion cubic feet. 1 foot = 0,3048 m. 1 kubieke foot = 0,028316847 m3. 1,7 kubieke foot = 0,04813863921 m3, afgerond tot bijna 0,05. Quadrillion = 107 (Amerikaans) of 109 (algemeen). De laatste waarde is gebruikt: 0,05 x 109 = 50 miljoen m3.