>Geen tweede Irak in Iran! Is energo-fascisme uw toekomst? Deel 2

>

Door Michael T. Klare, 18 januari 2007 (vertaling van dit artikel, door Bou Berkenbosch.)

De Twee Gezichten van het Opkomende Energo-fascisme (Deel 2, vervolg op deel 1)

Is Energo-fascisme uw toekomst?


Het raadsel van vraag en aanbod

Krachtige tendensen zoals deze, die onze hele planeet kunnen veranderen, treden niet op in een vacuüm. De opkomst van het Energo-fascisme kan tot twee alomvattende verschijnselen worden herleid: een dreigende botsing tussen vraag en aanbod van energie en de historische verplaatsing van het zwaartepunt van de mondiale energiewinning van het Noordelijk halfrond naar het Zuidelijk halfrond.

De afgelopen 60 jaar is de internationale energiesector er grotendeels in geslaagd om te voorzien in de steeds groeiende mondiale behoefte aan energie in al zijn vormen. Alleen al de vraag naar olie is tussen 1955 en 2005 gestegen van 15 miljoen tot 82 miljoen vaten per dag, een toename van 450%. De mondiale opbrengst steeg in deze jaren met een zelfde hoeveelheid. Men verwacht dat de mondiale vraag de komende jaren in dit tempo blijft groeien, zo niet sneller, – hoofdzakelijk aangedreven door de groeiende welvaart in China, India en andere zich ontwikkelende landen. Niemand verwacht daarentegen dat de mondiale productie met deze groei gelijke tred kan blijven houden.

In tegendeel: een groeiend aantal energiedeskundigen gelooft dat de mondiale opbrengst van “conventionele” (vloeibare) ruwe olie spoedig een piek zal bereiken – misschien reeds in 2010 of 2015 – en dan begint er een onomkeerbare afname. Als dit inderdaad het geval blijkt, dan kan geen enkele toevoer uit de Canadees teerzanden, schalieolie of andere “onconventionele” bronnen voorkomen dat er binnen een decennium of zo een rampzalig tekort zal ontstaan aan vloeibare brandstof, hetgeen zal leiden tot een grote economische crisis. Van het mondiale aanbod van andere belangrijke brandstoffen, zoals aardgas, steenkool en uranium, verwacht men niet dat dit zo snel zal afnemen, maar van al deze stoffen is de voorraad eindig en ten slotte zullen zij ook schaars worden.

De voorraad steenkool is van deze drie het grootste; als het in het huidige tempo wordt verbruikt, dan kan het misschien nog anderhalve eeuw duren voor het op is. Als het echter wordt ingezet om olie te vervangen (zoals in verschillende plannen om steenkool vloeibaar te maken), dan raakt het sneller op. Daarbij hebben we het uiteraard nog niet over de onevenredige bijdrage van steenkool aan de mondiale opwarming; als er niets verandert aan de manier waarop het verbrand wordt in krachtcentrales, dan wordt de planeet onbewoonbaar lang voordat de laatste koolmijn is uitgeput.

Aardgas en uranium zullen een of twee decennia langer beschikbaar blijven dan aardolie, maar ook hun opbrengst zal ten slotte een piek bereiken en daarna afnemen. Aardgas zal eenvoudig verdwijnen, net als de aardolie; een toekomstige schaarste van uranium kan tot op zekere hoogte nog worden gecompenseerd door een breder gebruik van kweekreactoren, die als bijproduct plutonium produceren. Dit element kan op zijn beurt weer worden gebruikt als kernbrandstof. Maar iedere toename in het gebruik van plutonium verhoogt ook enorm het risico van de verspreiding van kernwapens, waardoor er een veel gevaarlijkere wereld ontstaat, waaruit weer de noodzaak voortvloeit tot een verhoogd toezicht van de regering op alle aspecten van kernenergie en handel.

Dergelijke toekomstscenario’s leiden tot grote bezorgdheid onder de regeringen van de belangrijke energieverbruikende naties, met name de Verenigde Staten, China, Japan en de Europese landen. Al deze landen hebben de laatste jaren besloten tot een grondige herzieningen van hun energiebeleid en zij kwamen allen tot de zelfde conclusie: om in de essentiële nationale behoefte aan energie te voorzien, kan men niet langer slechts vertrouwen op de marktwerking en dus moet de staat een steeds grotere verantwoordelijkheid nemen om die rol te vervullen. Dit was bijvoorbeeld het belangrijkste besluit van het Nationale Energiebeleid dat op 17 mei 2001 door de regering Bush werd aangenomen en dat sindsdien slaafs wordt nagevolgd, maar het is tevens het officiële standpunt van het communistische regime van China. Als men verzet ontmoet tegen dergelijke pogingen, dan gebruiken de regeringsinstanties bovendien steeds vaker en met hardere hand de staatsmacht om hun doel te bereiken, hetzij door handelssancties, embargo’s, arrestaties of in beslagname, hetzij door openlijk gebruik van geweld. Dit verklaart gedeeltelijk de opkomst van het Energo-fascism.

Deze wordt tevens aangejaagd door de veranderende geografie van energieproductie. Vroeger lagen de belangrijkste bronnen van olie en aardgas in Noord-Amerika, Europa en de Europese delen van het Russische rijk. Dit was niet toevallig. De grote energiebedrijven werkten veel liever in gastvrije landen die dicht in de buurt lagen, betrekkelijk stabiel waren en niet de neiging vertoonden om private energievoorraden te nationaliseren. Maar deze voorraden zijn nu grotendeels uitgeput en de enige gebieden die nog kunnen voorzien in de stijgende wereldvraag, liggen in Afrika, Azië, Latijns Amerika en het Midden Oosten.

Vrijwel alle landen in deze gebieden zijn onderworpen geweest aan een koloniaal regime en zij koesteren nog steeds een diep wantrouwen tegen buitenlandse betrokkenheid; in vele bestaan ook etnische afscheidingsbewegingen, rebellen of extremistische bewegingen, die hen voor buitenlandse oliemaatschappijen buitengewoon onveilig maken. De olieproductie in Nigeria is bijvoorbeeld de afgelopen maanden scherp gedaald door een opstand in de verarmde Niger Delta. Deze werd geleid door leden van een arme stammengroep die vreselijk hebben geleden onder de verwoesting van hun milieu, aangericht door de activiteiten van de oliemaatschappij, terwijl ze nauwelijks enig tastbaar voordeel verkregen uit de resulterende olie-inkomsten; het grootste deel van de winst die binnen het land blijft, wordt gestolen door de regerende elites in Abuja, de hoofdstad. Combineer dit soort plaatselijke wrok met het gebrek aan veiligheid en de vaak wankele regeringen, dan is het nauwelijks verrassend dat de leiders van de grootste consumptielanden de zaken steeds meer in eigen hand hebben genomen – door preventieve oliedeals af te sluiten met inschikkelijke plaatselijke ambtenaren en zo nodig zelf te zorgen voor militaire bescherming, om zich te verzekeren van de veilige levering van olie en aardgas.

In veel gevallen leidde dit tot het instellen van door olie gemotiveerde patroon-klant relaties tussen de grootste consumptielanden en hun belangrijkste leveranciers, relaties die lijken op het reeds lang bestaande protectoraat van de VS over Saudi-Arabië en de meer recente omhelzing door de VS van Ilham Aliyev, de president van Azerbeidzjan. Er begint nu reeds het energie-equivalent van een klassieke wapenwedloop, samen met veel van de elementen van het “Grote Spel”, zoals dat ooit werd gespeeld door koloniale machten, soms zelfs in dezelfde delen van de wereld. Het militariseren van het energiebeleid van de olieconsumerende landen en het versterken van de repressieve capaciteit van de klantregimes, legt de basis voor een Energo-fascistische wereld. (wordt vervolgd)